Bijdrage aan publicatie bij het werk Observatorium van Niko van Stichel
http://users.telenet.be/nikovanstichel/
http://users.telenet.be/nikovanstichel/
Ik ben een avondmens. Ergens rond een uur of twaalf ’s middags begin ik te functioneren. Dan typ ik een kleine bijdrage aan mijn weblog, zet ik koffie, lees ik de krant. Daarna aan de slag: opdrachten, publicatiebijdragen en onderzoek. Het is de wakkerheid van de dag die me in staat stelt om in teksten te duiken. ’s Avonds na het eten echter begint het andere deel van de dag: het gevoelige deel. Naarmate de avond vordert worden mijn zintuigen steeds gevoeliger voor prikkels. Dat werkt vooral goed als ik muziek maak of als ik in een lange discussie raak. Maar op weg naar huis tekent zich pas af of er ook een kers op de taart in het verschiet zit. Fietsend over straat leg ik dan mijn hoofd te rusten in mijn nek, meestal stop ik even bij dat ene parkje waar het licht van de straatlantaarns tegengehouden wordt door hoog loof. Ik staar naar boven, naar de –helaas– grijszwarte wazige hemel, ernstig vervuild door het gele stadslicht dat zich een weg naar boven baant. Is er bewolking of veel luchtvochtigheid, of is het zo’n heerlijke heldere nacht die een blik gunt op de onmetelijke en fascinerende sterrenhemel?
Ik heb leren kijken van mijn vader. Tijdens het laatste
rondje met de hond wees hij me de sterrenbeelden aan: “Kijk, dat is de grote
beer, dat steelpannetje. En als je nu een streep trekt door de meest rechtse
twee sterren, dan zie je de poolster, de laatste ster in de staart van de
kleine beer.” Het voedde mijn jongensfantasie. Een sterrenbeeld, een beer, nog
een beer, maar ik wist in de jeugdencyclopedie te vinden hoe het echt zat.
Sterren zijn zonnen en wij trekken er streepjes tussen. Jarenlang heb ik niet
zo aandachtig meer opgelet. Ik was druk bezig met uitgaan en ander ongein. Uit
zulks ongein volgde een nacht in Portugal om nooit meer te vergeten. We hadden
een speciaal soort brownie gegeten en vielen in slaap naast een kampvuur en
onder de meest indrukwekkende hemel die ik tot dan toe had mogen aanschouwen.
Tot op dat moment was sterrenbeelden zoeken toch ook vooral een soort spelletje
geweest. Wie kan er de meeste ‘vangen’? Wie kent er de meeste? Het was toen dat
me echt duidelijk werd wat ik eigenlijk aan het bekijken was. Ik zag
bijvoorbeeld de ‘bolheid’ van de sterren, waar ze me eerst als een soort
stippen voor kwamen. Ik kreeg zicht op de extreme en onvoorstelbare processen die
er in het binnenste van zo’n ding aan het werk zijn. Ik begon uit te rekenen
hoe ver ze van me vandaan waren. Het licht gaat 300.000 km per seconde en dat
dus x 60 x 60 x 24 x 365,26! Een lichtjaar is dus bijna 10.000.000.000.000 km
ver. De gedachte dat de aarde een omtrek van 40.000 km heeft bracht het pas in
perspectief, zeker toen ik me besefte dat de eerstvolgende ster meer dan vier
lichtjaar van ons vandaan is.